Allereerst wil ik tegen Rosa Leasa zeggen: “Rosa, je hebt ten dele gelijk met jouw vraag of de Toegoenezen migranten zijn”.
We hebben allemaal onze eigen invulling aan het woord migrant gegeven. Ik heb mijn eigen visie. Mijn buurman gaf mij zijn visie te kennen. Mijn vriendin de hare. Maar, wat zijn de feiten?
Een feit is dat in 1960 de Toegoe gemeenschap een aanvraag voor een Nederlands paspoort heeft ingediend, maar daar niets is meegedaan.
Op basis van BZ brieven correspondentie, is het voor mij wel duidelijk dat de gemeenschap ten tijde van ‘afvoeren’ van Nederland naar Suriname, de gemeenschap werd uitgedrukt in cijfers. In geld, in guldens, in f wel te verstaan. Het woord ‘afvoeren’ stond als kop in de brief tussen BZ ministers onderling. Dat woord heeft decennia lang een nare smaak in mijn mond gehad, omdat de Toegoe gemeenschap tussen 1962 en 1963 werd opgevangen in Westerbork. In (kamp) De Pieterberg. Ik associeerde het toen met Kamp De Pieterberg, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog als werkkamp werd gebouwd. De bewuste brief met als hoofd ‘afvoeren’, heb ik in mijn archief gelaten. Niet naar buiten gebracht. Want: “O wee, hoeveel pijn zou ik daarmee kunnen veroorzaken bij mijn ouders en Toegoenese families?” Totdat Reggie Baay in zijn boek ‘Daar werd wat gruwelijks verricht: slavernij in Nederlands-Indië’ in zijn boek refereerde aan het bewuste document. Toen dacht ik: “Nu mag ik erover praten”
Terugkomend op de vraag welke status de Toegoe gemeenschap had? Voor mij is het duidelijk, dat onze (groot)ouders om terugbrenging hebben gevraagd van Suriname naar Nederland. De Toegoe gemeenschap, die toen terugkeerde naar Nederland waren migranten, omdat zij vanwege economische redenen uit eigen beweging het land verliet. Daar hoor ik en mijn familie ook bij. Project Plantage Slootwijk was immers op een fiasco uitgelopen. Ik ben dan ook tante Erna Kantil-Tomasouw en de Evangelische Broeder- en Zustergemeente nog altijd dankbaar, dat zij hun krachten hebben gebundeld en minister Marga Klompé aan hun zijde hebben gekregen. Maar wat wàs de status van De Toegoe gemeenschap ten tijde van de Bersiap periode en ten tijde van de soevereiniteit in Nieuw Guinea? Zou de gemeenschap in de tegenwoordige tijd in Nederland de status Asielzoekers hebben gekregen? Had zij hier een Vluchtelingenstatus moeten aanvragen? Zou zij het hebben gekregen? Zou dan een einde aan haar zwerftocht zijn gekomen en geen voeten aan Surinaams grond hebben gezet? Mijn tante Riet Lewerissa-Abrahams, tante Francien Kaihatu-De Souza en tante Tina Loupatty-Seijmons, hadden een aparte status in 1951. Getrouwd met KNIL militairen konden ze kiezen uit 3 regelingen. Mee naar Nederland, ‘afvloeien’ of overstap naar Indonesische leger? De keuze van tante Riet om mee te gaan met haar man oom August, naar Nederland, had tot gevolg dat zij haar zusjes en broertje pas in 1967 weer zag. Voor tante Dien Abrahams, die een peuter was toen haar grote zus het gezin verliet, een vreemde gewaarwording om in 1967 kennis te maken met een zus, die zij alleen van naam kende. Mijn oom Gerrit Abrahams heeft zich niet kunnen losmaken van zijn gevoel door zijn oudste zus in de steek te zijn gelaten. Heel begrijpelijk. Hij en zijn gezin van herkomst leefden in de Bersiapperiode in armoede en zijn hun ouders op zeer jonge leeftijd verloren. Ik kan nu het vertrek van tante Riet en oom August in een beter perspectief plaatsen. Voor haar was er één keuze. Mee naar Nederland met oom August. In Indonesië blijven was geen optie, want dan werden mijn ooms Lewerissa, Kaihatu en Loupatty ‘afgevloeid’ en kregen ze geen steun van Nederland. Of overstap maken naar het Indonesische leger zo goed zou zijn geweest? Mijn tante Riet is kort voor vertrek naar Ned, halsoverkop in het huwelijk getreden met oom August. Het huwelijk werd ingezegend in Penjambon, in de Willemskerk. Nu Gereja Immanuel. Het bestaan van de kinderen (mijn nichten en neven) van mijn tantes Riet, Francien en Tina, die half Toegoenees en half Moluks zijn, is het gevolg van de keuze die hun Toegoenese (groot)moeder heeft gemaakt om met hun (groot)vader mee te gaan. Mijn hoop is, dat ook deze nichten en neven hiervan bewust zijn en net zo trots zijn op de geschiedenis van hun (groot)moeder als op die van hun vader.
Tegen alle nazaten van Toegoenese (groot)ouders wil ik het geheim van de ooievaar verklappen. Jullie zijn niet door een ooievaar naar Nederland gevlogen en ‘gedropt’. Jullie zijn, terug in jullie geschiedenis, keurig met een vliegtuig en vrachtschip naar Nederland vervoerd en gelukkig niet ‘Afgevoerd’.
Het project ‘Genealogie Toegoe Familienamen’ is voor veel nazaten en voor mij een belangrijk project. Het boek gaat de geschiedenis in als een feitenboek en deels als Oral History. Dat laatste is zo noodzakelijk, om te voorkomen dat persoonlijke verhalen verloren gaan. Het levensloop van onze (groot)ouders is tè bijzonder om het fragmentarisch in kranten, bladen, sites, Social media weer te geven.
Heb ik je interesse in onze geschiedenis gewekt?
Voor info: www.Toegoe.nl. Tabblad ‘Nieuws’ voor de laatste ontwikkelingen betreffende het project.
Wil je als nazaat Toegoenees worden vermeld in de stamboom van jouw stamvader?
Voor info: https://indischgenealogischerfgoed.nl/projecten/monografieen/inlandse-christenen-toegoe/
Het Gezinsblad: